Dit zijn de namen

De Volkskrant heeft overschot van gelijk, zijn veelbelovende sticker op de omslag zegt: ‘Behoort tot de beste boeken van het jaar. Een monumentale roman”. “Dit zijn de namen” (Wieringa, 2013) heeft me tot de laatste bladzijde volledig in zijn ban gehouden. De reden dat ik voor dit boek heb gekozen is duidelijk te herleiden naar de les waarin we het klassikaal te lezen boek van dit jaar gingen kiezen en er een intrigerend fragment werd voorgelezen. Een groep mannen, een vrouw en een kind, dwalend door de steppe. Wat doen ze daar in hemelsnaam en welke misdaad hebben zij gepleegd? Deze mysteries worden stap voor stap ontrafeld in wat beloofde een spannende en onvoorspelbare roman te worden.

Wat me naast het tekstfragment uit de les aansprak aan het boek was zijn cover. Een jongen gehuld in een mysterieuze mistwolk lokt de lezer als het ware om diens verhaal bloot te leggen. Na enig opzoekwerk blijkt de titel van het boek een diepere betekenis te hebben, deze verwijst namelijk naar de eerste zin van het Bijbelboek ‘Exodus’. Dit is het tweede boek van de Hebreeuwse Bijbel waarin het verhaal van het vertrek van het Israëlitische volk uit Egypte naar het Beloofde land wordt verteld. Met deze titel verwijst de auteur rechtstreeks naar het hoofdthema van het boek. Enerzijds de tocht die de groep vluchtelingen afleggen door de steppe naar hun beloofde land, anderzijds de zoektocht van hoofdpersonage Pontus Beg naar spirituele zingeving van het Joodse geloof.

Het verhaal start in medias res, de lezer maakt kennis met Pontus Beg, de politiecommissaris van het corrupte stadje Michailopolis. Waar zwervers honden opeten en daarna worden gedood door diens baasje. Een fictieve, toch voor Google maps onbekende, plaats naast de steppe, vermoedelijk ergens in de buurt van Rusland. Hier leidt Pontus een eenzaam bestaan. Eens per maand, wanneer zijn poetsvrouw het schikt, brengen ze samen een nacht door.

‘Als Zita er niet was, kwam zijn eigen huis hem ongastvrij voor. De geest van verlating ademde in zijn nek.’

Hoewel Pontus Beg de rode draad doorheen het verhaal is, blijft zijn personage relatief vlak. Ik had steeds het gevoel dat ik op afstand werd gehouden. De acties die Pontus soms onderneemt, zoals het gewelddadig behandelen van zijn gevangenen, of corrupte deals sluiten met zakenmensen komt vaak vreemd voor bij de ogenschijnlijk rustige commissaris. Ook van de groep vluchtelingen krijgt de lezer weinig informatie. Over enkele personages wordt verteld waar ze vandaan komen, maar van anderen kom je zelfs geen naam te weten.

De verhaalindeling gebeurt grotendeels chronologisch en wordt verteld door een externe heterodiëgetische verteller. Het boek is ingedeeld volgens de seizoenen: najaar, winter en voorjaar. De lezer volgt zowel Pontus Beg als de groep vluchtelingen doorheen de tijd. In afwisselende hoofdstukken worden beide verhaallijnen verteld. Het verhaal van Pontus Beg die door een herinnering aan een liedje dat zijn moeder voor hem zong in zijn kindertijd op zoek gaat naar zijn Joodse afkomst en zijn leven opnieuw zin weet te geven. En het verhaal van de vluchtelingen, die weer en wind moeten trotseren om verder te komen, met alle problemen van dien.

“Reiniging, herstel, een beter leven, dat is ook wat de groep vluchtelingen drijft die over de steppe sluipt. Als tien kleine negertjes dunt hun aantal geleidelijk uit. Ze hebben al hun geld en hoop gegeven aan een mensenhandelaar. ‘Steeds naar het westen’, dat was hun opgedragen. Na enkele dagen zouden ze dan de bewoonde wereld moeten inlopen. Maar dagen worden weken, weken worden maanden. De eerst nog naamloze leden van de groep krijgen kleur, een identiteit. De groep hangt echter als los zand aan elkaar, tot een van hen op een wel heel bijzondere manier de leiding krijgt toegeworpen. Meer dood dan levend bereiken ze de stad van Pontus Beg. Is dit het beloofde land dat hen voorgeschoteld was?”

Bron: mustreads.nl

Wanneer de vluchtelingen na een maandenlange tocht het stadje Michailopolis bereiken wordt er even een tijdsprong gemaakt. Vanaf dit punt ontmoeten de twee verhaallijnen elkaar. De ontdekking van het hoofd van een vermoorde medereiziger brengt Pontus Beg in contact met de groep vluchtelingen. Later in het boek vertelt te schrijver hoe de laatste etappe van de tocht door de steppe is verlopen. “Dit zijn de namen” wordt afgesloten met een gesloten einde.

De verschillende ruimtes die in het verhaal aan bod komen zijn van wezenlijk belang. De steppe vormt een uitzichtloze vlakte (net zoals de woestijn die overwonnen moest worden in het Exodus) met af en toe een sprankeltje hoop in de vorm van verlaten dorpjes. Ook Pontus Beg moet zijn symbolische tocht door de woestijn afleggen op zoek naar zijn nieuwe identiteit als Jood. Het stadje Michailopolis zorgt voor een gepaste sombere setting in het grillige verhaal.

“Dit zijn de namen” is een duister boek. Meer dan eens zat ik met een ongemakkelijk gevoel. Wanneer de ontbering de vluchtelingen drijft tot stervende medemensen te ontdoen van kledij en voor dood achter te laten. Of de dreiging die uitgaat van de groep naar de Ethiopiër, de enige zwarte van het gezelschap en deze uiteindelijk uit angst voor het onbekende vermoorden. De vrouw in de groep die meermaals wordt verkracht … Ook komen er een aantal morele kwesties naar boven. Wanneer de hongerige groep de wintervoorraad van een bejaarde vrouw plunderen en haar zonder voedsel achterlaten. Ik heb me meermaals onthutst afgevraagd; wat zou ik doen in deze situatie? Maar wanneer op het einde van het boek de vrouw haar leven schenkt aan de aan haar opgedrongen baby en de stroeve Pontus zich ontfermd over de toekomst van de jongen krijgt de lezer weer wat vertrouwen in de goedheid van de mens.

 

Bibliografie

Wieringa, T. (2013). Dit zijn de namen. Amsterdam: De bezige bij.